Beveiligingsinstellingen voor Java
Als u beveiligingsinstellingen voor een Java-toepassing wilt opgeven, selecteert u >
Installaties
>
Toepassingsbeheer
>
Opties
>
Instellingen
.
U kunt opgeven tot welke functies de Java-toepassing toegang heeft. Welke waarde u voor elke functionaliteit kunt instellen is
afhankelijk van het beveiligingsdomein van het softwarepakket.
•
Netwerktoegang
— Een gegevensverbinding naar het netwerk maken.
•
Berichten
— Berichten verzenden.
•
Toep. autom. starten
— De toepassing automatisch starten.
•
Connectiviteit
— Een lokale gegevensverbinding activeren, zoals een Bluetooth-verbinding.
•
Multimedia
— Afbeeldingen vastleggen of video of geluid opnemen.
•
Gebr.gegevens lezen
— Agenda-items, contacten of andere persoonlijke gegevens lezen.
•
Gebr.geg. bewerken
— Persoonlijke gegevens toevoegen, bijvoorbeeld items aan Contactpersonen.
U kunt instellen op welke wijze u een Java-toepassing toegang tot apparaatfuncties toestaat. Selecteer een van de volgende
opties:
A p p a r a a t - e n g e g e v e n s b e h e e r
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
81
•
Altijd vragen
— Elke keer dat een Java-toepassing een functionaliteit gebruikt, wordt eerst om bevestiging gevraagd.
•
1e keer vragen
— Alleen de eerste keer dat een Java-toepassing een functionaliteit gebruikt, wordt om bevestiging gevraagd.
•
Altijd toegestaan
— De Java-toepassing mag de functionaliteit gebruiken zonder bevestiging. De beveiliginginstellingen
zorgen ervoor dat het apparaat wordt beveiligd tegen schadelijke Java-toepassing die zonder toestemming functies van het
apparaat gebruiken. Selecteer alleen
Altijd toegestaan
als u de leverancier en de betrouwbaarheid van de toepassing kent.
•
Niet toegestaan
— De Java-toepassing mag de functionaliteit niet gebruiken.